Niet te missen!

Topstukken onder glas

Een aantal planten uit de collectie van Plantentuin Meise trekken bijzondere aandacht van het publiek: hier enkele van onze topstukken!

Reuzenaronskelk

Onze meest beruchte plant is wellicht de reuzenaronskelk (Amorphophallus titanum). Als ze in bloei komt vormt ze een bloeiwijze van 1,5 tot soms meer dan 3 meter hoog, meteen de grootste onvertakte bloeiwijze van alle planten. De bloei duurt maar een paar dagen, het komt er dus op aan om er op het juiste moment bij te zijn. Amorphophallus titanum groeit in het wild alleen in de regenwouden van Sumatra. De bloeiende planten verspreiden de geur van rottend vlees die bestuivende insecten aantrekt.

De Plantentuin Meise bezit meerdere volwassen exemplaren. Zo kunnen we regelmatig een bloeiend exemplaar tonen. De kas van het Antropogeen bioom in het Plantenpaleis biedt de planten de juiste groeiomstandigheden.

Reuzenwaterlelies

In de kas van de Tropische Draslanden in het Plantenpaleis trekken de reuzenwaterlelies op de vijver meteen de aandacht. Victoria cruziana heeft grote drijvende bladeren met opstaande randen. De lucht in en tussen de ribben onderaan het blad zorgt voor een enorm drijfvermogen: het kan tot 40 kilo dragen. Tijdens de zomer zijn de bladeren doorgaans tussen de één en twee meter diameter. Op dat moment worden jaarlijks fotoshoots gehouden van baby’s op de bladeren van de reuzenwaterlelie.

De reuzenwaterlelies worden al meer dan honderd jaar in de Plantentuin gekweekt. Vanaf eind september sterven de bladeren af. In de winter is de vijver leeg. In februari zaaien we nieuwe planten, zodat die in de lente weer bladeren hebben. 

Palmvarens

Palmvarens (Cycadales) zijn varens noch palmen. Deze groep planten met grote veervormige bladeren, draagt kegels en is reeds meer dan 300 miljoen jaar op de aarde aanwezig.

In de kas van het Tropisch Regenwoud van het Plantenpaleis kom je de Laurentpalmvaren (Encephalartos laurentianus) tegen. Deze in het wild bedreigde soort komt van nature enkel voor in een vallei op de grens van DR Congo en Angola. De Laurentpalmvaren werd in 1902 ontdekt door Louis Gentil, een medewerker van de toenmalige Plantentuin. De  zeven nu volwassen bomen werden opgekweekt uit zaden die in de jaren ‘30 en ‘50 uit de vorige eeuw werden meegebracht uit Congo. In de jaren ‘90 kwamen de planten voor het eerst in bloei. De kegels werden bestoven zodat zaden van deze soort konden verdeeld worden naar andere botanische tuinen wereldwijd. 

In een van de collectiekassen, momenteel niet voor het publiek toegankelijk, staat de oudste plant van de Plantentuin: een vrouwelijk exemplaar van de Oostkaapse broodboom (Encephalartos altensteinii) van meer dan 300 jaar oud! De toenmalige Plantentuin verwierf de plant tussen 1826 en 1842. In die periode werden planten van deze soort uit de Kaap gebruikt als ballast in scheepsruimen van de Nederlandse Verenigde Oost-Indische Compagnie. Verschillende Europese botanische tuinen verwierven zo enkele planten. Deze planten behoren dus tot de oudste in Europa, het zijn unieke erfgoedstukken vergelijkbaar met een schilderij van Rubens, Vermeer of Rembrandt, tijdgenoten van deze planten.